|
||||||||
|
Onze favoriete Canadees waagt zich wel eens vaker aan bijzondere projecten: om het omgekeerd-chronologisch te bekijken, brengt hij dit jaar niet minder dan drie platen uit. Daarvan was enkele weken geleden “Gone, Long Gone” de eerste en nauwelijks enkele maansikkels later, is er nu deze “Phantom Treshold”. Daar kan ik eigenlijk maar iets zinnigs over schrijven, als ik niet terugga naar een vorig, vergelijkbaar project van zo’n 16 jaar geleden, toen Steve vlak na elkaar “Waiting for the Lights to Come Up” en “Telescope” uitbracht. En van die laatste, is “Phantom Threshold” eigenlijk het jongere broertje: toen was Dawson vlijtig aan het leren hoe hij de pedal steel gitaar onder de knie kon krijgen en met een trio getrouwen -bassist Keith Lowe, drummer Scott Amendola en de ook op de nieuwe plaat aanwezige toetsenist Chris Gestrin- timmerde hij in een week tijd twee platen in elkaar, waarvan “Telescope” het instrumentale gedeelte vormde. Voor deze nieuwe plaat was het scenario, mutatis mutandis, ongeveer hetzelfde:, al evolueerde Steve intussen tot één van de meest aangezochte producers uit de Nashville-scene en was er, zoals we allemaal weten, de Covid-pandemie, die muzikanten noodgedwongen op stal hield. Voor Steve was dat dan weer de ideale gelegenheid om zijn creatieve zelf helemaal loos te laten gaan en daar dus drie platen uit te putten. De instrumentale uiting daarvan is dus deze Phantom Threshold” geworden, die hij, deze keer vanop afstand, opnam met een kerngroep van alweer drie muzikanten -de al genoemde Chris Gestrin op toetsen, bassist Jeremy Holmes en drummer Jay Bellerose- die, heel toepasselijk, “The Telescope 3” gedoopt werden en die elkaar vanop afstand ongelooflijk goed aanvoelden. Ze schiepen het kader waarin Dawson , ondertussen een ware meester op de pedal steel, zijn creaties volop in de etalage kon zetten. Waar nodig werd een tandje bijgestoken met de inbreng van Daniel Lapp op viool en cornet en de ongeëvenaarde Fats Kaplin op fiddle, banjo en accordeon. Dat levert een bijzonder mooie instrumentale plaat op, die heel organisch en filmisch klinkt -je kan je zonder al te veel moeite de scenes voor de geest halen, waarin een graatmagere cowboy de ochtend in wandelt - ziet u al een beetje Harry Dean Stanton in “Paris, Texas”? - of van auto’s, die over een lege snelweg rijden, terwijl de rook hoog oprijst boven een brandend wegrestaurant. Dat is het decor, waarin de vijftig minuten muziek -allemaal eigen werk van Steve, met uitzondering van “The Waters Rise”, dat samen met Kaplin geschreven werd, en “You Still Believe in Me”, dat van de Beach Boys’ “Pet Sounds” en dus van Brian Wilson is- helemaal kunnen gedijen. De plaat -je moet ze echt in één forse ruk beluisteren om helemaal in de sfeer te komen- ademt een sfeer uit, die helemaal past bij de warme zomer die we ook hier geserveerd krijgen: de dagen zijn zonnig en zinderend warm, het leven vertraagt als vanzelf en je voelt jezelf wegglijden in een warme gloed, die je gelukzalig doet glimlachen. Dat zijn platen die beklijven: het muzikale genie van Dawson staat al lang boven elke twijfel verheven, maar met deze nieuwe raakt hij snaren, waarvan je als luisteraar nauwelijks het bestaan vermoedde. Heerlijk werk alweer! (Dani Heyvaert)
|